28 februari - 12 april
Openingstijden
dinsdag t/m zondag van 11.00-17.00 uur
(Eerste Paasdag gesloten, Tweede Paasdag geopend van 11.00-17.00 uur )
Een tafel met een paar kersen op een bord, verticale strepen, een nauwkeurig geschilderde straat met auto’s of ijle vlekjes waterverf. Deze uiteenlopende onderwerpen komen aan bod op de tentoonstelling ‘Tussen avant-garde en traditie. Kunstenaars in Rijswijk 1970-2000’, die vanaf 28 februari tot en met 12 april te zien zal zijn in Museum Rijswijk.
Vanaf de jaren vijftig groeide jaren Rijswijk onstuimig door ambitieuze bouwplannen en verdubbelde het aantal inwoners. Kunst en cultuur bleef achter in deze groeiperiode maar begon in de jaren zeventig aan een inhaalslag. Kunstenaarsvereniging Arti Shock werd opgericht en schopte regelmatig tegen het ‘establishment’ aan. Museum Rijswijk bood een podium voor de meer behoudende kunstenaars. De gemeente stimuleerde kunst en cultuur waar het maar kon en trachtte de inwoners van Rijswijk, jong en oud, met de gevarieerde artistieke productie in contact te brengen.
Voor een gemeente met een omvang van een kleine 50.000 inwoners was het culturele aanbod bijzonder rijk. Een bibliotheek, een theater, een museum, een dans- en muziekschool, een galerie en een kunstenaarsvereniging, én vele kunstenaars die in Rijswijk een werkplek vonden. Want ook dat stimuleerde de gemeente, zij het soms met kunst en vliegwerk.
De kunstenaarskolonie op De Voorde bestond al sinds de jaren zestig. Bekende kunstenaars als Hermanus Berserik en Kees Andrea zouden hier tot het begin van de nieuwe eeuw werkzaam blijven. Maar ook de buitenplaats Cromvliet bood onderdak aan een groep kunstenaars, onder wie Ben Stolk, Anja Duyvesteyn en Marianne Dekker. Een leeg schoolgebouw aan de Daniel Catterwijckstraat bleek eveneens geschikt voor kunstenaars. Kunstenaarsvereniging Arti Shock beheert nog altijd de drie ateliers in de Torenstraat en, aan de rand van Rijswijk, werkten Peter Gentenaar en zijn echtgenote Pat Torley gestaag aan iets geheel nieuws, namelijk beeldende kunst van papier. Hun inspanningen zouden uiteindelijk leiden tot de ongekend succesvolle papierbiënnales in Museum Rijswijk. Maar ook werkten er kunstenaars gewoon thuis, zoals Oskar Farla, of in een oude theekoepel, zoals Karel Delfos. Sommige van deze kunstenaars zochten naar vernieuwing en niet geëffende paden, anderen daarentegen hielden vast aan de traditie en probeerden die van een eigen signatuur te voorzien. Deze enorme variëteit aan beeldende kunst gemaakt in Rijswijk in de laatste dertig jaar van de vorige eeuw is te zien op de tentoonstelling ‘Tussen avant-garde en traditie’.
Bij de tentoonstelling verschijnt een catalogus met gelijknamige titel, waarin auteur Marc Couwenbergh het wel en wee van de Rijswijkse kunstenaars beschrijft, afgezet tegen de (inter)nationale ontwikkelingen in de beeldende kunst. 80 pagina’s, illustraties in kleur, ISBN 978-90-821807-2-5.
Deze tentoonstelling is het derde deel van een drieluik over kunstenaars in Rijswijk in de 20ste eeuw. Eerder verschenen catalogi zijn ‘Schilders van een verdwenen paradijs’ dat de periode 1900-1930 beschrijft en ‘In de schaduw van de grote stad’, waarin de periode 1930-1970 aan de orde komt. |